In aanloop naar de release van Letter to You sprak Springsteen op 15 oktober 2020 met Europese journalisten via Zoom. De media moesten hun vragen vooraf indienen en Bruce beantwoordde een selectie daarvan. Onder anderen Tom Engelshoven van Oor en Jan-Willem Roodbeen van het NPO Radio 2-programma Jan-Willem staat op keken namens Nederland mee. Sony stuurde het transcript ook naar Be True.
Heb je alle nieuwe nummers geschreven op de gitaar die een fan je gaf?
“Ik had op Broadway gespeeld en er stond een jongeman op de stoep met een gitaar. Ik dacht dat hij hem wilde laten signeren. Maar hij zei: ‘Nee, ik wil hem aan je geven.’ Ik bekeek de gitaar en zag meteen dat hij mooi gemaakt was. Ik nam hem mee naar huis. Er zat een prachtig geluid in en hij speelde fantastisch. Hij is gemaakt van verschillende houtsoorten, echt werk van een vakman. Ik heb de gitaar in mijn woonkamer gezet en als ik de behoefte voelde om te schrijven, pakte ik hem erbij. Hij speelde lekker en de meeste nummers kwamen vanzelf, dus ik sta bij die jongeman, wie hij dan ook is en waar hij ook moge zijn, in het krijt. Instrumenten hebben een bepaalde kracht in zich. Gitaren zijn een inspiratiebron en er zitten songs in, dus het is mooi om die te ontdekken.”
Wat was je eerste inspiratiebron voor dit album?
“Een goede vriend (George Theiss, red) uit mijn eerste band (The Castiles, red.) die heel erg ziek was. Ik zocht hem op toen hij nog maar een paar weken te leven had. In het zuiden, waar hij woonde. Naast mij was hij de laatste uit die band die nog leefde. Dus toen hij overleed, was alleen ik nog over. Het voelde vreemd om terug te denken aan mijn jeugd en aan alle mensen die zoveel voor mij betekend hebben en er nu niet meer zijn. Daarna schreef ik het nummer ‘Last Man Standing’. Toen ik dat eenmaal geschreven had, brak de dam door en volgde de andere nummers in zeven of tien dagen. Die schreef ik allemaal op die gitaar die die jongen me had gegeven.”
Wat is er veranderd in de rock ‘n’ roll sinds jij begon met The Castiles?
“Er zaten geen mannen van 25, 30 jaar in de rock-‘n’-roll in die tijd. Alleen jongeren speelden dat. Het was een fascinerende, soort gouden eeuwen er waren overal plekken waar je kon spelen en je vaardigheden kon aanscherpen: veteranenclubs, verenigingszalen, Elks Lodge, Knight of Columbus, middelbare scholen, pizzatenten, bowlingbanen, markten van de brandweer, kermissen, zoveel verschillende plaatsen. Dat was een mooie tijd.”
Dit album gaat over de muziek zelf, over rock ‘n’ roll?
“Het is de eerste keer dat ik dat als mijn onderwerp koos, de muziek zelf. Het gaat over rock ‘n’ roll, in een band zitten, je hele leven lang. Dus ik kijk terug op mijn eerste band, met de vroege bandleden uit 1965 en natuurlijk de E Street Band waar ik nu 45 jaar deel van uitmaak. Dus ja, het onderwerp is de muziek zelf en de wereld die we samen met onze fans hebben opgebouwd.”
Hoe was het om weer terug in de studio te zijn met de E Street Band?
“Heel fijn. Het is heel vertrouwd voor ons, de hele band bij elkaar hebben in je kamer is een zoete zegen in mijn leven, het is iets waar ik heel erg van geniet.”
Het album is opgenomen in slechts vijf dagen?
“Eigenlijk in vier dagen. De vijfde dag hebben we ernaar geluisterd en oude herinneringen opgehaald. Het was een geweldig proces. Je kunt niet voorspellen hoe deze dingen gaan verlopen. Drie uur met een nummer bezig zijn. De band heeft alles live gespeeld. Alle zangpartijen zijn ‘first takes’ (de eerste opnames, ze hoefden niet over, red.).
Het was een unieke en fantastische ervaring om nog eens mee te maken, nu we al zo lang onderweg zijn. We zijn echt helemaal terug in de tijd gegaan. De enige andere nummers die we live hebben opgenomen, zijn ‘Darkness on the Edge of Town’ van Darkness en ‘Born in the USA’ van Born in the USA.”
Waarom heb je niet hetzelfde met dit album gedaan als normaal als je albumopnames met de E Street Band maakt?
“Normaal gesproken maak ik demo’s, wat niet zo handig is, want als je eenmaal een demo hebt, raak je eraan gehecht. En wil je niet dat er dingen van verloren gaan. De band stelde voor dat ik geen demo’s zou maken en daar ben ik in meegegaan. Iemand uit de band zei: ‘Je moet gewoon nergens demo’s van maken. Dan klinkt het fris als we het de eerste keer horen.’ Dus ik nam de nummers op met mijn iPhone. Alleen ik op akoestische gitaar. Ik deed er verder niets aan totdat de band kwam. Toen heb ik de rest van de nummers voor ze gespeeld. Zij leerden ze dan en dan namen we ze op. We deden ongeveer drie uur over een nummer, twee nummers per dag, en in zo’n vier tot vijf dagen waren we wel zo’n beetje klaar.”
Laat je Jon Landau je nummers nog steeds horen of kwam hij naar de studio en hoorde hij ze daar voor het eerst?
“Jon kwam naar de studio, hoorde ze daar voor het eerst, net zoals de band. Ik heb niemand van tevoren iets laten horen, nou ja, behalve misschien Patti, omdat we nu eenmaal in één huis wonen – ‘Hé schatje, wat vind je hiervan?’. Alle anderen hoorden ze pas toen ze voor de opnames kwamen.”
Waarom heb je alles live opgenomen?
“Ik wilde gewoon het geluid van de band in basissamenstelling. Ik wilde geen blazers. Ik wilde geen strijkers. Ik wilde geen vreemde instrumenten. Ik wilde twee keyboards, gitaren, bas, drums. Ik wilde het rauwe geluid van de band zoals dat ook te horen is op, zeg, Darkness on the Edge of Town. Het was gewoon heel geschikt voor een directe live-opname.”
Hoe heb je de oude nummers op het album herontdekt?
“Ik heb ‘Janey Needs a Shooter’ opgenomen voor Record Store Day in de Verenigde Staten, waar je dan een of twee nummers voor uitbrengt. Ik vond het een interessant nummer. Ik heb het gewoon voor die dag opgenomen, maar toen ik het had afgerond klonk het zo goed, dat ik zei: nee, dit is het begin van een album. Daardoor bedacht ik dat ik van nog wel een paar nummers de bandinterpretatie wilde horen.
Zo kwam ik ook bij ‘If I Was the Priest’. Dat was een van de eerste nummers waar ik auditie mee deed (voor John Hammond in 1972, MK). En er kwam nog een ander nummer bovendrijven, ‘Song For Orphans’, een van mijn favorieten. Ik ontdekte ze dus een beetje per toeval, maar het was erg leuk om weer in de geest van mijn 22-jarige zelf te stappen met mijn huidige stem. Dat was wel een cadeautje.”
‘House of a Thousand Guitars’ lijkt het centrale punt van het album te zijn. Wat heeft je hiertoe geïnspireerd?
“Het is zo’n nummer met een geweldige titel. Daar begin je dan mee. ‘House of a Thousand Guitars’ is een goede songtitel. Ik wilde een nummer schrijven over de wereld die ik met mijn fans en mijn band heb opgebouwd. Het lied gaat dus over spirituele, emotionele en intellectuele aspecten, van alles wat ik gedurende al die jaren samen met mijn fans heb gecreëerd. Ik vind dit een van mijn beste nummers en het staat inderdaad centraal op dit album.”
Hoe speciaal is het om al bijna vijftig jaar met dezelfde band te werken?
“Dat is het bijzondere van een rockband. Stel dat je op de middelbare school zit en denk je dan in dat je 70 jaar oud bent. Stel je eens voor dat je je hele leven werkt met dezelfde mensen. Er bestaat in de hele wereld geen enkele baan waarin je je hele leven met dezelfde mensen werk. Dat is ondenkbaar. Dat gebeurt alleen in een rock ‘n’ rollband. Het is een voorrecht en een eer, een wonder om al die relaties over zo’n lange periode te hebben behouden, want het vraagt best wat sociale vaardigheden en tolerantie ten opzichte van de zwaktes en standpunten van de andere bandleden, en van hun tolerantie ten opzichte van mij. Dat is nogal een uitdaging, maar als het lukt krijg je er veel voor terug.”
Voelde je de aanwezigheid van Clarence en Danny in de studio toen je met de E Street Band aan dit album werkte?
“Ja, natuurlijk, Clarence en Danny gaan nooit weg. Als je zolang als wij, veertig jaar, bij elkaar bent geweest, dan gaat dat gevoel nooit meer weg. Clarence en Danny zullen altijd onderdeel blijven van de band, en we dragen hen bij ons waar we ook gaan, bij optredens en wanneer we de studio in gaan. Hun spel was uniek en we mogen van geluk spreken dat we muzikanten hebben die hun recht doen, zowel stilistisch als spiritueel. Dus ja, ze worden uiteraard gemist.”
Als ik naar het nummer ‘Ghosts’ luister, vraag ik me af of je het belangrijk vindt dat er een element van echtheid in je songwriting zit?
“In alles wat je schrijft zijn veelzeggende details fundamenteel voor de geloofwaardigheid van je verhaal. ‘Ghosts’ is een nummer waarin zo’n detail naar voren komt. Iedereen had wel een vriend met een bepaalde jas, boeken, platen… Al die dingen waren van grote betekenis, voor hen maar ook voor jou. ‘Ghosts’ gaat over een jonge vent die achterblijft met die spullen van een van zijn vrienden. Het is een soort van lijst van dingen die als talisman fungeren, die je iemands leven doen herdenken – de gitaar, de gitaar omhangen, de gitaarhals bespelen, de versterker, waar je die versterker had gekocht, weet je wel, de kleren. Uit dat soort dingen bestond ons leven toen. Het ging allemaal om wat je droeg, je haar, de platen waarvan we hielden, de boeken die we lazen, de gitaren en versterkers die we gebruikten. Daaruit bestond je hele leven in 1965 en ’66.”
‘Last Man Standing’ is een eerbetoon aan The Castiles. Kun je vertellen hoe zij je relatie met andere bandleden hebben beïnvloed in de loop der jaren?
“Nou, ik heb wel een paar fantastische bands gehad in mijn leven. Ik had The Castiles in mijn vroege tienerjaren, en het verbazingwekkende aan die groep is dat die band drie jaar samen is gebleven. Een stelletje kids van tussen de 15 en 18, je middelbareschooltijd dus, en verbazingwekkend genoeg bleef die band die hele periode, die vrij roerig was hier in de Verenigde Staten, samen. In die band leerde ik alle basisvaardigheden van mijn vak.
“Ik had een andere band, Steel Mill, een heel belangrijke band voor mijn ontwikkeling. En dan had je natuurlijk nog de E Street Band. Met de band hebben we, nadat ik weer contact had gehad met George in de dagen voordat hij stierf, die vroegere tijd herdacht. Het bracht veel herinneringen boven. Ik kon de samenhang tussen verschillende zaken zien, waar ik eerder niet aan had gedacht.
“Het was heel vreemd om het laatst levende bandlid van mijn eerste band te zijn. De meesten van hen zijn door verschillende oorzaken jong overleden. Toen waren alleen George en ik nog over, en George overleed twee zomers geleden. Dat was de aanzet voor het schrijven van het grootste deel van het album.”
Was er iets uit de tijd van The Castiles dat je met je mee hebt genomen in de rest van je loopbaan?
“Veel. Ik leerde toen hoe je de frontman moest zijn van een band. Ik leerde hoe ik een show in elkaar moest zetten. Ik leerde hoe ik moest optreden. Ik leerde dat ik niet in een band wilde zitten, maar dat ik een band wilde hébben. Dat waren dus allemaal heel belangrijke lessen voor de toekomst.”
Kun je wat meer vertellen over het proces hoe je een nummer schrijft?
“Iedere song heeft om te beginnen een goede metafoor nodig. En een pakkende titel helpt ook, ‘Thunder Road’, ‘Born to Run’, ‘Darkness on the Edge of Town’, ‘The Rising’ – dat waren allemaal goede titels. ‘Racing in the Street’. Een goede titel helpt je op weg met schrijven. Die weg probeer ik dan verder te volgen, net zoals je een plattegrond kan volgen. Ik probeer mijn weg door het woud van gedachten te vinden totdat ik bij de kern van mijn onderwerp kom. Het gebeurt gewoon. Ik schrijf misschien een derde of de helft van een nummer en kom er op een later moment op terug en schrijf dan de rest. Soms schrijf ik ook wel het hele nummer in één keer, maar meestal gaat het stukje bij beetje.
“Deze keer kwamen ze allemaal vlot achter elkaar in een relatief korte periode tot stand, wat altijd een enorme opluchting is als dat gebeurt. Toen ik na een week klaar was, voelde dat als de kern van het album. Ik dacht dat ik het begin van iets goeds te pakken had.”
Zijn er bepaalde aspecten in je songwriting die je nu meer voldoening geven dan eerder in je loopbaan?
“Songwriting is een indrukwekkende, overweldigende ervaring, die veel voldoening geeft. Het is beangstigend, omdat je nooit weet of je het ooit weer zal doen, want het is iets magisch, hoe het precies tot stand komt, weet ik niet. Ik doe het al vijftig jaar. Ik weet niet hoe een song tot stand komt en ik geloof niet dat er ook maar iemand is die het kan uitleggen, omdat je iets uit het niets trekt en je er iets fysieks van maakt. Het hangt gewoon in de lucht. Het zit in je emoties. Het zit in je gedachten. Het zit in je soul, in je geest, in je hart, in je verstand, en je haalt gewoon iets uit de lucht en maakt er iets van.
“Dus een bepaald element erin heeft iets beangstigends, en het andere element… als er iets gebeurt en het blijkt goed te zijn, dat is een van de mooiste sensaties in mijn leven, weet je. Je denkt dan: yes! Daar is er weer eentje. Een nummer schrijven is een ongelofelijke ervaring.”
Kun je wat meer vertellen over het schrijfproces van ‘One Minute You’re Here’?
“‘One Minute You’re Here’ schreef ik al jaren geleden waarschijnlijk. Ik had er een beetje gammele demo van. Jon hoorde die en zei: ‘Goh, dat is best een goed nummer.’ Het was een nummer dat maar in het archief lag, het had een bepaalde actualiteit in zich. Dus ik heb het afgestoft, bijgesteld en dan is het er ineens.”
De nummers van een album in de juiste volgorde zetten kan veel werk zijn. Hoe was dat proces voor jou?
“Ik kan me niet herinneren dat dat moeilijk was. Als je veel goede nummers hebt, bepaalt het album zelf vrij makkelijk de juiste volgorde. ‘One Minute You’re Here’ was het moeilijkst te plaatsen, want het voelde niet goed het aan het eind van het album te zetten. Het zat te dicht op ‘I’ll See You in My Dreams’, dat een vergelijkbaar thema heeft. Dus toen dacht ik: misschien moet ik het als proloog vooraan op het album gebruiken. Het is best gek om een rockalbum te beginnen met een stuk dat gefluisterd wordt. Toch is dat gebeurd. Toen we eenmaal op dreef waren met het album, had ik wel wat tijd nodig om het in de juiste volgorde zetten van de nummers, maar het was niet moeilijk.”