Southside Johnny zit relaxed in zijn kleedkamer als we hem ontmoeten, een half uur voordat hij met de Asbury Jukes het podium op gaat van het Grand Opera House in Wilmington, Delaware. We zouden het interview voor de show doen, maar dat moet worden uitgesteld omdat Southside nog druk was met meet and greet-verplichtingen. Maar Johnny is erg vriendelijk en grappig en vertelt ons over de korte vakantie die hij een keer in Nederland doorbracht. Hij bezocht plaatsen als Gouda en Edam, en wilde de Zuiderzee zien. Hij stemt ermee in om het interview de volgende dag in Asbury Park, New Jersey, te doen, als hij vrij heeft.
De serveerster herkent Southside Johnny
Twintig minuten later zien we Southside het podium op lopen om te starten met ‘Spinning’, het openingsnummer van zijn nieuwe album Soultime! Het wordt een typische Jukes-show op een atypische locatie: het Grand Opera House dateert uit 1814,heeft mooie rode pluche stoelen en twee gewelfde balkons. Het is gevuld met fans die twee uur lang geëntertaind worden door een gepassioneerde band die een mix van hun favoriete klassiekers als ‘Love on the Wrong Side of Town’, ‘Talk to Me’ en ‘The Fever’ presenteert, en nieuwe nummers van het nieuwe album. Southside en The Jukes zijn in prima conditie tijdens hun laatste concert voor een week pauze en nadat ze een serie shows hebben gedaan in Florida, Tennessee en Virginia.
De volgende dag aan het begin van de middag ontmoeten we Southside opnieuw, nu in een koffietentje, de Americas Cup Coffee Company in Asbury Park. De serveerster herkent Johnny als hij bij de kassa drie koffie bestelt en zegt tegen hem: “Southside, jouw concert was het eerste dat ik ooit bezocht, het was de oudejaarsavondshow in Red Bank veertien jaar geleden.” Johnny lacht en zegt dat hij daar pas nog een concert heeft gegeven, in het Count Basie Theater, een paar weken geleden. Als de koffie klaar is, gaan we met Southside aan een tafeltje zitten.
Be True: De laatste keer dat we je spraken was nadat je Pills and Ammo net had uitgebracht, net voor de Bospop-festival show in Nederland in 2010. Nu heb je een nieuw album uit, Soultime!. Een compleet ander album met een erg opbeurende en vrolijke sound. Een goed voorbeeld daarvan is denk ik het nummer ‘Looking for a Good Time’. Gisteren bij de show legde je uit dat dat is wat je nu wilt doen: mensen vermaken. Is dat ook het gevoel dat je had toen je dit album maakte?
SSJ: “Ja, heel erg. Pills and Ammo was een boos album over de financiële crisis in Amerika en wereldwijd. Veel van onze fans vertelden verdrietige verhalen; ze konden de hypotheek niet meer betalen, waren hun baan kwijtgeraakt. Dat maakte me zo boos dat ik er een album over wilde maken. Daar gaat Pills and Ammo over. Nu gaat het beter. In Amerika in ieder geval. En ik denk dat het niet mijn taak is om mensen eraan te herinneren dat dingen slecht gaan, maar ze eraan te herinneren dat het ook goed kan gaan. Dat als je naar een show komt, je je prima kunt vermaken. Muziek luisteren is goed voor je. En mijn baan is mensen blij maken, en niet om ze te herinneren aan hun problemen. Soms word je boos en doe je dat wel. En natuurlijk doet Bruce dat soort dingen. En hij doet dat zó goed. In februari vorig jaar hebben we een Bruce-avond gehouden en speelden we ‘Jack of All Trades’. Ik vind dat een van zijn beste songs, het is een fantastisch lied en het was geweldig om het te zingen. Het grijpt je echt bij de strot. Hij kan dat. Maar ik ben denk ik meer een ‘let’s go out and have fun’-type man.”
Dat was de Stone Pony-show waar je een hele Bruce-set deed, en nu ga je dat weer doen in de Stone Pony deze maand?
“Ja, we willen dit soort dingen steeds in februari te doen, omdat het dan meestal grijs en koud is. Dit jaar valt het tot nu toe wel mee, hoewel we wel wat sneeuw hebben gehad. Het is gewoon iets om de winter op te breken; we doen iets op oudjaarsavond en ik vond dat we ook wel iets in februari konden doen. Gewoon eens wat nieuwe dingen uitproberen. We hebben een keer een set obscure Jukes-nummers gedaan, we hebben allerlei verzoekjes ingewilligd en we hebben Bruce gedaan. Dit jaar willen we allemaal soulsongs doen, want in zo’n soort stemming ben ik nou. We gaan The Temptations doen, Bobby Womack, dat soort dingen.”
Moet je die nummers instuderen of maken ze deel uit van je repertoire?
“Sommige wel, andere niet. De band moet ze leren, ik ken de meeste wel, omdat ik ze al vaak in verschillende bands heb gespeeld. ‘Ain’t Too Proud to Beg’, ‘Midnight Hour’. Dat speelden we toen we nog tieners waren. Dat waren de nummers waarmee we de clubs en bars binnenkwamen.”
Nog even terug naar je Soultime!-cd. Je hebt zelfs geprobeerd om break-up-songs als ‘Don’t Waste My Time’ en ‘I’m Not that Lonely’ vrolijk te laten klinken.
“Ja! Dat leer je van mensen als Smokey Robinson. Hij heeft van die geweldige nummers over het uitmaken, die geven je het gevoel van… Dat is gewoon de reinigende werking van soulmuziek en blues en eigenlijk alle muziek. Als je je meeste ellendige gevoelens bezongen hoort worden door Billie Holiday of een vergelijkbaar iemand, voel je die loutering. Als je het gevoel krijgt dat iedereen weleens zoiets heeft meegemaakt, voel je je beter. Je huilt een beetje en dan begin je je beter te voelen.”
Dus jouw muziek kan mensen daarmee helpen.
“Ja, dat hoop ik. Mensen vertellen me weleens dat ze mijn nummers spelen op hun bruiloft of toen ze hun vriendin ontmoetten of zoiets. Dat doet je echt goed. Als je een album opneemt, dan ben je met de band samen, en iedereen steunt elkaar en zegt tegen elkaar: ‘O, dat klinkt goed.’ En dan speel je het voor het publiek en zeggen die: ‘O, dat klinkt goed’, maar buiten dat weet je niet wat je muziek voor mensen betekent. Dus als mensen naar je toe komen en zeggen: ‘Je muziek betekent heel veel voor me, ik laat het mijn kinderen luisteren’, dat is mooi.”
Ik denk ook dat je een heel troostend nummer hebt gemaakt met Songs From The Barn, dat op het Poor Fool-album stond: ‘Gone Underground’, dat misschien over je moeder gaat.
“Dat gaat over mijn moeder ja.”
Dat is echt een treffend voorbeeld van een nummer dat mensen troost brengt.
“Tja, sommige songs schrijf je voor jezelf, andere schrijf je voor anderen. Veel van de nummers op Soultime! zijn geschreven met het idee dat we opbeurende liedjes wilden maken. Het nummer waar jij het over hebt, heb ik voor mezelf geschreven. Laat op de avond dacht ik aan mijn moeder en toen schreef ik die songtekst. Ik gaf ‘m aan Jeff, ging met hem zitten en zei: ‘Daar gaat het over’, en hij schreef de muziek. Ik denk dat toen Bruce ‘Jack of All Trades’ schreef, hij dat echt deed voor de mensen die dat wilden horen. Toen ik die song over mijn moeder schreef, schreef ik die voor mezelf. Het is altijd een geven en nemen van wat je echt wilt zeggen en wat mensen willen horen. Maar soms schrijf je gewoon wat je schrijft.”
Heb je de nummers die je voor Soultime! hebt geschreven speciaal voor dit album geschreven tijdens het opnameproces? Of had je ook nog wat songs over van andere sessies?
“We hadden al wel een idee, ik had ‘Superfly’ van Curtis Mayfield in een winkel gehoord en zei: ‘Dat wil ik doen.’ Ik ging naar Jeff en zei: ‘We gaan soulsongs schrijven.’ Hij antwoordde: ‘Te gek’, want daar houdt hij van. Onmiddellijk kwamen er al bepaalde type songs in ons op. En we begonnen te schrijven. We schreven alle nummers in ongeveer twee weken. Het kwam er zo maar uit. Het was echt wat we wilden doen. Toen we begonnen zei ik: ‘Ik wil dit nummer doen, en deze, en twee covers.’ Jeff zei: ‘Oké, maar als we iets beters dan dat schrijven, of iets gelijkwaardigs, dan doen we die.’ Zo schreven we een heel album vol. Die andere nummers gaan we ooit ook nog wel eens doen.”
En je hebt het denk ik live opgenomen?
“Ja, maar de blazers hebben we moeten overdubben, want dat is anders een nachtmerrie. We stuurden mp3’s naar de band en die leerden ze. Toen ze naar de studio kwamen gaven ze hun eigen interpretatie aan de nummers, dat hebben we gefinetuned en opgenomen. Het heeft maar een paar weken geduurd om alles op te nemen.”
In de liner notes schreef je ook dat het hier in Asbury Park is opgenomen en je beschrijft het als een van de leukste ervaringen uit je carrière.
“Ja, het is een geweldige studio, ze zijn er heel gastvrij. En ik kon er op mijn fiets naartoe, dat was ook leuk. Ik denk dat het te maken had met het gevoel dat ik wist waar ik was. Ik heb opgenomen in New York, Californië, allerlei plekken. Soms houd ik wel van de studio. Als het maar niet veertien uur op een dag is. Dat zei ik ook: ‘Ik ga niet twaalf of veertien uur op een dag opnemen. Dat wil ik niet.’ Als je over de tien uur heen gaat, dan hoor je de dingen volgens mij niet goed meer. Je gaat fouten maken in het opnameproces en dat wil ik niet. Dus we hielden het bij acht of negen uur op een dag, en waren in twee weken klaar. En dat was zonder repetitie of zo.”
Dat is verbazingwekkend.
“Nou ja, ik dacht wel dat de band het zou kunnen, dat ze het echt zouden begrijpen en dit konden spelen. En dat was inderdaad zo.”
Nu we het toch over The Jukes hebben, er zijn wat wisselingen in de bezetting geweest in de loop der jaren, maar ik denk deze formatie alweer vijf jaar meegaat? John Isley is er het laatst bijgekomen als ik het goed heb.
”Ja, drie jaar of zoiets.”
Het moet fijn zijn om een groep te hebben die alweer zo’n tijd meegaat.
“Ja, dat is het ook. Ze zijn ook zo goed. John Conte is de beste bassist die we ooit hebben gehad. En Tommy op drums is geweldig en natuurlijk is Jeff ook geweldig, Glenn… De hele band is precies wat ik wil op dit moment. Dus ik ben iedere avond tevreden, ik ben blij dat ze blijven. Soms doen ze weleens wat ander werk, John Isley was aan het werk met Diana Ross. En John Conte speelt weleens met een Duitser, Marius Muller Westernhagen. We hebben vervanging voor iedereen, voor het geval ze beter betaalde optredens kunnen krijgen of dat soort dingen. Dat vind ik prima. Ik ben blij met deze line-up, het is heel comfortabel zo.”
Het lijkt alsof Jeff eerste keus is als het om songwriting gaat en op het album zingt hij ook geweldig op het nummer ‘All I Can Do’. Vind je het leuk om met hem samen te werken?
“Heel erg. Het is een heel nauwe samenwerking. We zijn nooit tegen de wegversperring van ‘ik weet niet waar je het over hebt’ aangereden. Of: ‘Ik weet niet waar je mee bezig bent.’ We hebben ruzie gehad over sommige dingen, geschreeuwd en gescholden. Maar dat is gewoon stoom afblazen, niks anders. Hij begrijpt waar ik heen wil en ik begrijp waar hij heen wil. Ik vertrouw hem. Als ik hem een melodielijn geef of zoiets, dan past hij die aan. Of ik zeg: ‘Ik wil zo’n soort akkoord horen, maar ik weet niet welk akkoord het moet zijn.’ Hij vindt het wel. En hij komt ook weleens met songteksten aanzetten. En nummers en muziek van hemzelf. Dus het is makkelijk voor mij. En doordat hij keyboard speelt hebben we meer opties dan alleen op gitaar. Ik schrijf op gitaar. Ik kan genoeg gitaar spelen om nummers te kunnen schrijven. Maar met keyboards kun je ook horen hoe de bas zal klinken, en allerlei verschillende dingen die je nodig hebt. En dat kan weer inspirerend zijn voor het schrijven van teksten. Dus het is een geweldige samenwerking voor mij, ik ben erg dankbaar dat hij mijn leven in is komen wandelen.”
Het album is niet alleen maar retrospectieve soul, als ik het goed beluister. Ik hoor ook nummers die me doen denken aan Into the Harbour, zoals de relatienummers ‘Words Fail Me’ en ‘The Heart Always Knows’.
“Ja, ik denk dat je ze zo zou kunnen noemen. ‘Words Fail Me’ is iets als O.C. Smith of een van die soulzangers. Het is meer popsoul. ‘The Heart Always Knows’ is geschreven met een songwriter in Nashville op gitaar (Gary Nicholson, red.). We hebben geprobeerd om iets van een Sam Cooke-achtige vroege soort soul te achterhalen, maar daar is het niet van gekomen. Maar ik ben blij met hoe het is geworden, dus het kan me niet zoveel schelen. Het is geen geschreven regel dat alles precies hetzelfde genre moet zijn. Als het nummer werkt, werkt het.”
Er zijn nog twee nummers die er bovenuit springen. Anders dan de rest zijn volgens mij ook ‘Walking on a Thin Line’ en het laatste nummer, ‘Reality’. Ze doen me allebei denken aan Pills and Ammo.
“Jeetje, dat zie ik niet direct. Maar ze zijn meer cool… meer van het type Curtis Mayfield en Bobby Womack qua ritme en je speelt mee met het ritme. Je zet een bepaalde toon en een bepaald ritme neer en dan leg je daar lagen overheen. Dat is wat Curtis Mayfield deed. Hij heeft nummers als ‘Superfly’, dat nummer dat ik hoorde, als je daar naar luistert, is het hetzelfde: drums, bas en dan komt de zang erbij, en dan de blazers. Dat is wat je noemt een groove song. En dat is wat deze twee nummers ook moeten zijn. Ik hoor er geen Pills and Ammo in, maar ik zou er nog eens naar moeten luisteren.”
Die hebben meer een scherp randje denk ik. Ook qua tekst. In de tekst van ‘Walking on a Thin Line’ zeg je: ‘You’re the headless body in a topless bar, never took time to get tight with the Holy Ghost.’ Wat voor soort personage beschrijf je daar?
“Ik heb een ander nummer, ‘Satan Shoes’, dat ook over zo’n soort personage gaat. Een vent die iets te veel opgaat in de pleziertjes van het stadsleven. ‘Headless body in a topless bar’ is een beroemde kop uit een van onze roddelkranten, The New York Post. Er was een man zonder hoofd gevonden in een bar met topless danseressen, dus de kop was ‘Headless body in topless bar’. Het is zo’n legendarische kop uit zo’n gekke krant. Die kop heb ik altijd al willen gebruiken in een song en ik heb een manier gevonden om dat te doen.
Maar ik ben het dus niet! Ik bedoel, ik heb ook wel van die nachten gehad… Maar het gaat over een man die echt… die op zoek is naar problemen. En hij vindt ze.”
Twaalf jaar geleden toen we ons eerste interview met je hielden, had je het over de fysieke kant die het optreden met zich meebrengt. Het energieslurpende van op het podium staan. Hoe ga je daar nu mee om, want je tourt veel?
“Met de energie zit het nog steeds goed. Mijn spieren zijn niet zo goed meer (lacht). Ik heb iets aan mijn been, ik had jicht, dat is een ontsteking. En als je eenmaal loopt te strompelen, raken al je spieren verdraaid. Dus als je twee uur op het podium staat te springen met allemaal van die verdraaide spieren, gaat het slechter en slechter. Maar mijn energie is nog op peil, en de stem is sterk geweest. Over de rest maak ik me geen zorgen. We hadden een keer een concert in BB King’s waar ik heel erg last had van jicht. Ik heb in een stoel gezeten. Dat was erg vreemd. Maar we hebben een punt bereikt dat we daar grapjes over maken, we hebben het op verschillende manieren aangevaren. Als je je maar niet te veel zorgen maakt over hoe je eruit ziet of overkomt op het podium, maar ervoor zorgt dat de muziek goed klinkt en je het publiek blij maakt, dan maak je je over die dingen geen zorgen. Ik bedoel: ik ken mensen die het podium niet op gaan als hun haar niet goed geknipt is.”
In mei kom je naar Europa…
“Is het in mei?”
Je gaat geloof ik eerst naar Groot-Brittannië eind april.
“Ik weet het niet, dat is te ver weg voor me om over na te denken.”
Je gaat zeven shows in Nederland doen, eentje in België en vijf in Duitsland. Maar zeven op rij in Nederland is het hoogste aantal ooit. In 1992 speelde je geloof ik zes concerten in Nederland.
“Is dat zo, in Nederland? Waar spelen we?”
Er zijn drie festivals. En je speelt ook in plaatsen waar je nog nooit eerder hebt gespeeld, in Maastricht bijvoorbeeld.
“Dat is geweldig, ik vind het leuk om naar plekken te gaan waar ik niet eerder ben geweest.”
Natuurlijk ga je ook weer naar plekken waar je wel vaker speelt, zoals Paradiso, Den Haag, Utrecht en Groningen. Misschien kun je vertellen wat we kunnen verwachten van ‘Soultime! Dance Party’, want onder deze noemer worden shows gepromoot.
(Lacht.) “Nou, dan moeten we denk ik een hoop soulnummers spelen. Zoals je gisteravond hebt gezien, kan er van alles gebeuren op het podium. We zeiden tegen elkaar: ‘Wat wil jij doen?’ Je vraagt het het publiek, je vraagt het aan de band. Soms weet ik precies wat ik ga doen. En de setlist zetten we uit ons hoofd, natuurlijk. En soms is het: ‘Ik heb net dit nummer gespeeld en dat was echt leuk, en ik weet niet wat we nu moeten doen.’ Dan kijk ik eens rond en begint Jeff met iets, of John Conte of iemand schreeuwt iets, laten we het van daar oppakken. We zullen veel van het album spelen, maar we doen ook veel oude nummers. Ik wil het publiek namelijk niet teleurstellen. We doen ‘The Fever’, we doen ‘I Don’t Want to Go Home’, we doen ‘This Time It’s For Real’. Ik weet dat mensen dat willen horen. En daar heb ik geen probleem mee.”
Afgelopen avond hebben we ook veel plezier beleefd aan alle veranderingen die je hebt aangebracht in bepaalde nummers die je al langer speelt. Sommige nummers begin je nu akoestisch, zoals ‘Trapped Again’ of ‘All I Needed Was You’. We vinden het leuk dat je die nummers opnieuw gearrangeerd hebt.
“Soms weet ik niet eens dat we die dingen anders doen. Soms ook wel natuurlijk. Gaandeweg veranderen ze. Als ik er dan weleens eentje terugluister op het originele album, denk ik: ‘O, dus zo gaat dat nummer.’ Maar we staan daar niet om het album na te spelen. We staan daar om het moment te vangen, en de muziek te vinden. Om het publiek ons tot een bepaald punt te laten brengen, om het publiek in een bepaalde sfeer te krijgen. Het kan iedere avond weer anders zijn, anders zou het geen muziek maken zijn. Het is mooi dat The Eagles bij hun optredens precies klinken zoals op hun platen. Maar dat heb ik nooit willen doen. Ik kan niet iedere avond hetzelfde doen. Ik zou niet meer verbonden zijn met de muziek en het publiek als het zover kwam dat ik zou zeggen: ‘Nu moet ik dit doen, nu moet ik dat doen.’ Het is net als afwassen: als je aan het afwassen bent, dwalen je gedachten af.”
Een zijstapje nu, een paar vragen over een ander project waar je ook mee bezig bent naast The Asbury Jukes. In 2013 heb je een album met The Poor Fools opgenomen. We hebben je in het verleden al met verschillende akoestische formaties in de weer gezien, je hebt met Bobby Bandiera als een duo gespeeld, met een viermansformatie met Bobby, Rusty Cloud en David Hayes en later ook met Kevin Gordon en Rick Schell. Maar in mijn ogen waren dat meer akoestische Jukes-shows.
“Ja, min of meer. Rock ‘n roll.”
Maar de formatie waar je nu mee speelt, The Poor Fools, die is compleet anders. Hoe is dat ontstaan?
“Nou, ik heb altijd zulke nummers geschreven, ik heb altijd van dat soort muziek gehouden, folk of country. Al die verschillende dingen. Wanneer je een nummer met The Jukes gaat spelen, dan wordt, zoals wij dat noemen, ‘Jukified’. Want als je de blazers erop zet en de rest, dan klinkt het als The Jukes. En er zijn altijd momenten geweest dat ik dacht: ik wil dit niet als The Jukes laten klinken. We kwamen een paar mensen tegen en we hebben akoestisch getourd, voor ons eigen plezier eigenlijk, maar nu zeiden we: ‘Laten we dit formeel doen en een plaat maken.’ Het leek het juiste moment te zijn. En Jeff kon accordeon spelen. En John Conte speelt natuurlijk alles, Neal Pawley speelt alles. Dat dat is wat we hebben gedaan. We zeiden: ‘Laten we hier mandoline op zetten, laten we daar banjo op zetten.’ Hij speelt tuba op een nummer. Het was een kans om eens iets anders te doen. En we gaan waarschijnlijk nog een Poor Fools-album maken, maar nu zitten we midden in Soultime! Maar ik heb nog veel nummers. Ik heb nog veel teksten die vergelijkbaar zijn met ‘Yellowknife’ en dat soort liedjes. Er is een plek voor hen, maar niet bij The Jukes. Ik zal ze wel een keer afmaken met iemand.
Is er een kans dat je met The Poor Fools naar Europa komt?
“Dat heeft iedereen me gevraagd, en als ik het kon, zou ik het doen. Ik weet niet of we er geld aan zouden verdienen. Ik verdien niets met The Poor Fools. Ik vind het niet erg om gratis te spelen, maar ik wil me niet in zo’n grote schuld steken dat het een last wordt. Maar uiteindelijk zal ik het wel doen.”
Ik had het geluk om je vorig jaar hier in de VS te zien optreden met The Poor Fools. Ik wist niet dat je slidegitaar speelde. Ik zag je goed slidegitaar spelen op een paar nummers.
(Lacht.) “Deed ik dat?”
Dat deed je. Dat heb je nooit kunnen laten zien op het podium, je speelt nooit een instrument tijdens shows met The Jukes.
“Ik speel mondharmonica. Een semi-legitiem instrument, hebben ze me verteld.”
O ja, natuurlijk. En die speel je goed!
“Nou, ik heb altijd gitaar gespeeld maar eind jaren zeventig verwondde ik mijn hand en verloor ik het gevoel in mijn vingers.”
Southside toont ons een groot litteken onder zijn pols. In 1978, toen hij met de band een promotietour voor het Hearts of Stone-album deed door Amerika, struikelde hij bij een show in Sacramento, Californië over een geluidsmonitor op het podium en viel hij in een kapot glas. Hij onderging toen een zes uur durende operatie om de schade aan de zenuwen en pezen te herstellen.
SSJ: “Dus speel ik thuis gitaar. Maar ik wist dat ik nooit goed genoeg zou zijn om het bij een optreden te spelen. En de nummers van The Jukes zijn erg gecompliceerd, ze hebben veel akkoorden die ik niet ken, en als ik ze al zou kennen, kon ik ze niet spelen. Maar voor deze nummers met The Poor Fools, als ik weet dat ik de akkoorden kan spelen, doe ik het. Als het een gecompliceerd nummer is, zoals ‘So Good’, dat veel akkoorden heeft, kan ik het wel op gitaar spelen maar niet zo goed. Dus speel ik harmonica. En dat is een andere reden waarom ik het wilde doen. Ik heb al die jaren vermeden om op het podium gitaar te spelen. Maar ik dacht: nee, je moet gitaar spelen op het podium. Zelfs als je niet zo goed kunt spelen, moet je wel kunnen zeggen dat je het gedaan hebt. Het is een uitdaging die ik mezelf stelde. En zelfs als ik weet dat ik slecht speel; ik weet dan op z’n minst dat ik het gedaan heb. Het is een van die dingen die je jezelf aandoet. Ik weet niet waarom. Maar ik vond het echt leuk. En wat betreft de slidegitaar, ik heb dat thuis ook altijd gedaan. Zittend, een glas whisky drinkend en slidegitaar spelen.”
Het is geweldig dat mensen het op het podium ook kunnen zien.
“Ik ben blij dat mensen dat leuk vinden, maar echt, het is meer iets voor mezelf. Je moet je angsten overwinnen. En dat was er een die ik lang heb gehad.”
Je vertelde ons gisteren dat je ook op vakantie in Nederland bent geweest, waarbij je verschillende steden hebt bezocht. Kun je ons iets over die reis vertellen?
“Mijn vriendin en ik hebben die reis gemaakt, ik denk dat het vier, vijf jaar geleden was.”
Was dat toen je ook Tom Waits in Amsterdam zag optreden, in 2004?
“Ja, ik denk dat dat toen was. Ik zei, we gaan hem zien. En we gaan naar die kleine plaatsen en de Zuiderzee, die wilde ik altijd al zien. Nederland is prachtig.”
Had je iets gelezen over de Zuiderzee?
“Ik las erover toen ik kind was en ik hield van die naam. En mijn vader zei altijd: ‘Ik stuur je naar de Zuiderzee’, als we iets fout gedaan hadden. Hij vond dat ook grappig. Het is iets dat in je hoofd gaat zitten. Ik wilde het graag zien. En nu bestaat het niet meer (lacht). Jullie gekke mensen. Maar we wilden graag gaan en de kleine vreemde stadjes zien. Rustig, weet je. Misschien hebben we wat gewandeld langs het strand, maar niets inspannend. Geen lange ritten in de auto. Alleen maar een week met leuke steden, goede hotels. Uit eten, praten. Dat is wat we deden en het was een prachtige reis. Het was erg ontspannend en rustgevend en we hebben een geweldige tijd gehad.
Misschien kun je nu, als je naar Nederland komt en een dag in een leuke stad vrij hebt, een dag in die stad doorbrengen.
“Ja, misschien. Hoewel, ik heb het schema gezien en ik denk dat als ik een dag vrij heb, ik die dag in bed doorbreng.”
Ga je nog vogels spotten?
“Ja, ik ben net naar Louisiana en Texas geweest, van Houston naar Louisiana, en heb daar rondgekeken. Het is niet de beste tijd van het jaar voor de vogels in dat gebied, maar ik wil ook altijd oude vinyl opsporen. Dus combineer ik die twee. In mijn eentje. Ik vloog naar Houston, huurde een auto en heb er zeven dagen gespendeerd, rondtrekkend in het moeras. Het is geweldig, want als je dat doet, leer je je van andere zaken af te sluiten. Je zegt dan: ‘Nee, ik ga me hier geen zorgen over maken.” Want je hebt een plaat gemaakt, een tour geboekt, je hebt data. Ik kan een week doorbrengen zonder me over muziek en mijn carrière zorgen hoeven te maken. Dat soort zaken.”
Heb je een wensenlijst van vogels die je graag wilt zien?
“Niet echt. Ik weet dat er vogels zijn die ik dolgraag zou willen zien, maar ze zitten erg afgelegen. Een groep is de paradijsvogels. Die zitten in Papua Nieuw Guinea. Het is een twee weken durende reis om bij de vogels te komen. Ik denk niet dat ik dat nog doe. Hawaii is ook een geweldige plek voor spectaculaire vogels, maar ze zijn aan het uitsterven. Hawaii is ook spectaculair om te wandelen. Helemaal naar boven de bergen omhoog, langs de wandelpaden, het is daar geweldig. Ze hebben vulkanen, je kunt snorkelen. En we gaan ook nog naar Alaska. Dat is de enige staat waar ik nog nooit ben geweest. We willen er allebei graag heen om de gletsjers te zien, en de orka’s. En ook om vogels te zien, er zitten daar veel verschillende vogels in dat gebied.”
Ik heb nog een vraag die ik moest stellen voor onze Scandinavische vrienden. Zoals het er nu naar uitziet kom je daar niet deze tour, maar volgens mij heb je ergens gezegd dat je dit jaar twee keer naar Europa wilt komen.
“Ik denk dat we in de herfst waarschijnlijk naar Scandinavië gaan. Er wordt gesproken over een paar festivals in, eh…”
Notodden in Noorwegen misschien?
“Je vraagt me iets dat ik niet weet. Maar ik weet dat een paar mensen daar ons naar Noorwegen en Zweden willen laten komen, en ik denk dat ze willen dat we ook weer naar Finland gaan. En natuurlijk ben ik er voor in, ik hou van reizen. Gelukkig voor mij. Ik ga overal heen waar ze me heen sturen, min of meer.”
Concertfoto’s: Jos Westenberg | Caféfoto’s: Muriël Kleisterlee